O’TRIDAL - TRIUMVIRAT

Artiest info
Website
facebook
Label: Paker Prod Rec
distr.: Xango

Ik zal de laatste zijn om te beweren dat ik een kenner ben van wat er zich op muzikaal vlak aandient in Bretagne, die heerlijke Franse regio, die voor velen van mijn generatie de eerste “homebase” was in hun kennismakingstraject met wat we vandaag folkrock zijn gaan noemen. Alan Stivell, Dan Ar Bras, Soïg Siberil, Jean-Michel Veillon…dat zijn namen, die ook vandaag nog klinken als klokken, zij het dan voornamelijk bij de generatie die stilaan op gezegende leeftijd komt. Binnen Bretagne zelf echter, is de folkscene vandaag even levendig als toen en als je het als toerist al niet vooraf opzocht, loop je toch sowieso de kans om op een vrijdag- of zaterdagavond op een of ander Fest Noz-gebeuren terecht te komen en uit eigen ervaring kan ik zeggen dat dit helemaal geen straf is, integendeel.

Bon, dit gezegd zijnde: O’Tridal is een relatieve nieuwkomer aan het Bretonse firmament: ze bestaan weliswaar al een jaar of zeven, maar ze hadden de pech dat, kort nadat hun debuut “Karrdi Sessions” uitkwam, een niet al te vriendelijk virus onze planeet kwam bezoeken, waarna voor een flinke tijd grendel werd gezet op zowat alles wat een mensenleven plezant maakt. Maar Gitarist Tibo Niobé, drummer/percussionist Kentin Juillard en fluitist Yeltaz Guenneau zetten door en dus is hier de opvolger van die “Karrdi Sessions”, waarvan de titel, niet geheel onbegrijpelijk “Triumvirat” luidt. Met die term werd ooit een beleidscollege van drie evenwaardige leiders aangeduid, maar gaandeweg werd het ook synoniem van “gezelschap bestaande uit drie mannen”.

Het trio omschrijft zichzelf als “inventief en niet-klasseerbaar” en zo is het maar net. Om te beginnen is er de onmiskenbare virtuositeit van elk van de drie, al valt die van fluitist Guenneau misschien het meeste op, wat niet belet dat ook de gitaar en de percussie bij momenten het hoge woord voeren. Daar zit op zich een risico in, waant eer je ’t weet, verval je in een soort “kijk mama, zonder handen!” aanpak<; niks daarvan echter bij deze drie, die aantonen dat ze elkaar vlekkeloos aanvoelen en die de massa’s energie, die ze zelf opwekken, haarfijn weten te geleiden tot ze voelbaar en hoorbaar wordt voor de zintuigen van gewone stervelingen zoals u en ik. Die energie kan dan bij momenten al redelijk verschroeiend overkomen, toch lijken de muzikanten erover gewaakt te hebben dat de luisteraar mee kan in het avontuur van ruim veertig minuten en negen songs. Daarvan zijn er acht van het trio zelf en is “Azizilé” de bewerking van een Bretonse traditional door Dan Ar Bras-bekende Jean-Louis Hénaff. Die versie past perfect in het veelzijdige plaatje dat de drie hier schilderen en waarin je Keltische, maar ook Oriëntaalse tot zelfs woestijnblues-invloeden hoort, die in een bad van blues, jazz en rock gedoopt zijn. Dat is, naar mijn gevoel waar folk om draait: het bestaande integreren en innoveren. O’Tridal doen dat met veel verve en het volstaat om even te snuisteren op Youtube en daar de clips van, bij voorbeeld, opener “Confluentia” of “Lovejoy Boeson” te latten binnenkomen en u begrijpt wast waarom ondergetekende dit een bijzonder betekenisvolle plaat vindt.

(Dani Heyvaert)